Calliope Tsoupaki – De Staat van de Nederlandse Nieuwe Muziek

12 september 2024

Voormalig Componist des Vaderlands en hoofdvakdocent Compositie Calliope Tsoupaki opende dit jaar het muziekseizoen tijdens het Gaudeamus Festival met een krachtige toespraak. Ze sprak over de rol van muziek in onze samenleving: een vrijheidsruimte waar creativiteit en politiek elkaar ontmoeten. Lees haar inspirerende speech hieronder. Bron: Gaudeamus.nl

Als het over muziek gaat, wordt er meestal gepraat over melodie, ritme, en harmonie. Harmonie heeft een allegorische bijbedoeling, de betekenis weerspiegelt ons verlangen om in harmonie te leven in een harmonieuze maatschappij en wereld.
Maar ik wil het in deze toespraak hebben over het begrip van contrapunt.
Contrapunt is een compositorische techniek die in de vroege tijden van de westerse polyfonie de enige techniek voor “gecomponeerde” muziek was.
Contrapunt, letterlijk noot-tegen-noot, is het muzikaal systeem dat het naast elkaar bestaan van verschillende melodieën hanteert in een ruimtelijke ideale en vrije klank-omgeving waarin de geldige regels de schoonheid, plasticiteit en balans van het geheel reguleren.

In het eerste jaar van de studie van politicologie leer je dat vrijheid bestaat bij de gratie van het respect van ieders vrijheid, van ieders ruimte en bestaansrecht: jouw vrijheid houdt op waar de vrijheid van de ander begint.
In een ideale staat bewegen wij mee in een vrije ongedwongen sociale omgeving. Wij begrijpen en respecteren elkaar en de wetten die onze harmonieuze samenleving bepalen en mogelijk maken. Als ik daaraan denk, denk ik aan “Contrapunt als beeld van de ideale staat”. Vrijheid tegen vrijheid, in de polyfonie van een democratisch systeem.

Onvermijdelijk zijn wij in onze samenleving en tijdperk gevangen. Dat had Louis Andriessen heel goed aangevoeld en begrepen toen hij besloot “De Staat” te componeren. Hij was en hij is actueel.

Hij zei: “Ik schreef De Staat als een bijdrage in het debat over de verhouding tussen muziek en politiek. Veel componisten zien hun werk als iets dat op de een of andere manier boven sociale invloeden staat. Ik ben het daar niet mee eens. De manier waarop je muzikaal materiaal arrangeert, de technieken die je gebruikt en het soort instrumenten waar je voor schrijft worden grotendeels gedetermineerd door je eigen sociale achtergrond en luisterervaring, en de beschikbaarheid van financiële ondersteuning”.

As ik even stil sta bij zijn woorden ben ik geneigd de redenering om te keren en de conclusie te trekken dat het kiezen voor componeren in feite een politieke beslissing en daad is.In “De Staat” heeft Louis gekozen het fragment van Plato’s “De Republiek” op muziek te zetten waarin hij stelt dat specifieke klanken, de Lydische en Mixolydische toonladders, uitgebannen moeten worden als zijnde zeurderig, huilerig en ongeschikt binnen zijn ideale staat. Alleen de Dorische en Frygische toonladders worden geaccepteerd, want die waren goed voor (mannelijke) krijgers.

In een latere periode zijn in de kerk dezelfde namen gebruikt voor klanken-modi die niets te maken hadden met die van het antieke Griekenland. Ik vraag me af of Louis dat in zijn hoofd had toen hij met het componeren van “De Staat” bezig was. Toch laat ik die vraag hangen in mijn fantasie. Wat is mooier dan een vraag zonder antwoord? Dat wist collega Charles Ives ook heel goed. In kunst en muziek hoef je niets te bewijzen. Een kunstwerk is een open vraag over schoonheid, avontuur, vrijheid van expressie en onbegrensd denken.

Voor het oefenen en beheersen van contrapunt moet een componist over de vaardigheid beschikken om van alle gedachtes een omkering te kunnen bedenken. In mijn hoofd ontstaat dan meteen de fatale omkering:
Hoe haalt Plato het in zijn hoofd zich zo uit te laten over muziek en specifiek over muzikale klanken? Hij was een filosoof, geen musicus. Hij had gedichten geschreven toen hij jong was, die hij vervolgens vernietigd heeft, voor zover dat ik het weet.
Louis zei: dat is absurd.
Ik denk zelf: geniaal. Plato wist dat je, om in de politiek te kunnen slagen zoveel mogelijk mensen moet beïnvloeden. Kunst en muziek belemmeren politieke invloed, omdat muziek open vragen stelt, omdat muziek geen antwoord afdwingt, omdat muziek buiten politieke redeneringen valt, omdat muziek ons van binnen raakt en tegen onze ziel praat, ons ontroert, ons nieuwe wegen van denken en voelen aanreikt. Muziek als een sirene die ons innerlijke leven constant doet ontwaken.

Hoe zou een ideale staat eruitzien vanuit de optiek van een componist?
Het zou een welluidende staat zijn. Een staat die de micropolyfonie van alle burgers faciliteert en respecteert. Een staat die een systeem en regelgeving hanteert van vrijheid tegen vrijheid. Alle melodieën, alle levens balanceren in een harmonieus geheel.

Toch bestaat er ook het kwade contrapunt, onder de naam demagogie.
Een demagogische staat waarin alle regels vernauwen met als enige doel te domineren.
Dat is de regel van macht. Een kakofonie neemt de balans van noot tegen noot over, van vrijheid tegen vrijheid. Onze sector is afgelopen jaren doelwit geweest van de kwade omkeringen door demagogische acties en uitingen in de politiek. Recentelijk hebben wij moeten constateren dat de basis van muziekeducatie, jeugdorkesten en compositieconcoursen voor jongeren, geen kans maken bij de verdeling van het publieke geld.
Wat stelt een staat zonder muziek voor?
Wie wenst zo te leven?

Ik sta als componist, als maker, tegenover de spiegel die de maatschappij en samenleving-van-nu worden genoemd.
Wat zie ik in die spiegel?
Het is onvermijdelijk dat wij als kunstenaars beïnvloed worden door de maatschappij.
Ik wens een dialoog, een interactie. Ik roep op voor avontuur, voor het loslaten van bekende begrippen en emoties, voor het gezamenlijk in de onbekende zee van muziek springen.
“Was het maar zo dat muziek de wetgeving van een staat zou kunnen beïnvloeden” heeft Louis Andriessen met een licht bitter cynisme geconcludeerd.
Onze positie als toegewijde dienaren van een obscure, niet-met-de-normen-van-de-velen-vast-te-leggen kunst, is altijd marginaal geweest.
Dat is onze kracht, dat is de ware aard van onze unieke maatschappelijke bijdrage. Wij zijn het antigif voor commercialisme, gelddwang en materialistisch leven.
Wij zijn niet te plaatsen in een toenemende muziekindustriemarkt. Onze categorie is niet “klassiek, ambient, wereld …” maar “onbeantwoorde vragen”.

De Britse schrijver Rachel Cusk heeft in haar recent verschenen boek “Parade” een kunstwerk vergeleken met een spinnenweb dat boven in de hoek van de kamer hangt. Van ver zie je een rommeltje dat je met een handveeg kan verwijderen. Maar als je van dichtbij kijkt, ontdek je de enorme schoonheid, complexiteit en ambachtelijkheid ervan. Je kan het wegvegen maar de volgende dag zitten er weer nieuwe webben. Dat is de kracht van kunst.

Kunst als onze natuur bij uitstek, die met geen mogelijkheid valt te stoppen.