De afdeling Muziektheorie organiseert ieder jaar meerdere lezingen bij concerten van het Residentie Orkest. De lezingen zijn deel van het curriculum van muziektheoriestudenten en worden gegeven door docenten van de afdeling. Aart Strootman gaf in februari een lezing bij het concert waarin de Tiende Symfonie van Sjostakovitsj, het Larghetto van Macmillan en een Nederlandse première van het Double Concerto van Kalevi Aho werden gespeeld. Hij neemt ons mee in het onderwerp van zijn lezing, en de manier waarop muziektheorie bij kan dragen bij het luisteren naar, en begrijpen van muziek.
Toevoeging op het curriculum
‘Voor de studenten Muziektheorie zijn deze lezingen erg waardevol omdat ze een brug kunnen slaan tussen wat de studenten vrij sec in de lessen voorgeschoteld krijgen en wat er in de praktijk klinkt. Een uur nadat ze bij mij of mijn collega’s in de inleiding hebben gezeten, luisteren ze naar het Residentie Orkest dat de stukken live uitvoert. Zo’n één op één relatie met de praktijk is ontzettend waardevol. In zo’n concert hoor je als het goed is, direct de theorie die onder de stukken zit, in de praktijk gebracht.
Specifiek voor de nieuwe muziek kan dit heel boeiend zijn. In het dubbelconcert van Aho, hoor je bijvoorbeeld een fagot in een hele andere context dan je gewend bent. Hij haalt allerlei nieuwe kleuren uit de instrumenten, maar als je naar de noten gaat kijken zie je dat hij op een muziektheoretisch fundament leunt die de derdejaarsstudenten eigenlijk al heel goed kennen. Dit besef haalt denk ik de potentieel te uitdagende en beangstigende glazuurlaag van de nieuwe muziek af omdat blijkt dat je al best wel snel een zekere zeggenschap kunt krijgen over wat er nou precies in die noten gebeurt.
Het is een buitenkans dat je als student een college kan volgen en meteen daarna een concert kan bijwonen van een professioneel orkest. Het bijzondere aan dit huis, is dat dat allemaal in hetzelfde gebouw kan gebeuren. Het voelt ook als een initiatief dat de juiste ingrediënten bij elkaar zet en dan opeens merk je de meerwaarde van zo’n plek als Amare.’
Letters en noten
‘In mijn lezing ging ik op zoek naar aanknopingspunten die je kunnen helpen bij het luisteren naar het programma.
Het was de bedoeling dat ik de lezing zou geven alsof het een les was voor een klas vol derdejaars muziektheoriestudenten, maar ik ben wel op zoek gegaan naar iets waarmee ik luisteraars van alle niveaus kon bereiken.
Iets wat heel mooi bij Sjostakovitsj te zien is, is het gebruik van zijn monogram, zijn initialen, die hij net als Bach dat deed laat terugkomen in de muziek. Als je de letters DSCH, in noten vertaald naar d, es, c, b (in het Duits wordt voor deze noot de H gebruikt) kan herkennen, dan kun je je lol op in de Tiende Symfonie, want hoe verder je in het stuk bent hoe vaker het monogram terugkomt en als je hem echt goed in je oren hebt, dan merk je ineens dat het een groot structureel onderdeel is.
Ik vond het monogram een goed middel om zowel gevorderde muziektheoriestudenten als de gemiddelde muziekliefhebber aan te spreken. Je kan het in de context van muziektheorie zetten en kort heel diep gaan door te bekijken wat er nou eigenlijk precies in die vier noten zit, daarin kan je ook vrij gevorderde muziektheorie aanraken. Maar zodra je de klank van dat monogram in je oren hebt, kan je al gaan speuren in zowel harmonie als melodie en zelfs uiteindelijk in vorm.’
Luisteren binnen een context
‘Het monogram was dus een soort luisterhandvat, maar ik vond het ook interessant om een klein stukje historie van het stuk mee te nemen.
Een van de theorievakken die ik op dit moment op het Koninklijk Conservatorium geef, is muziekgeschiedenis. In het eerste jaar gaan we vooral heel erg in op de twintigste en eenentwintigste eeuw. Het is natuurlijk best gek om de geschiedenis van nu te bespreken, maar het is wel heel interessant om daar tendensen in te zoeken. Het tweede jaar is echt een historisch panorama; we starten vanaf de allereerste potjes met gaten, waarvan we veronderstellen dat het fluiten zijn en gaan helemaal door tot aan 1900.
Sjostakovitsj wordt vaak gelezen in de context van Stalin en de Sovjet-Unie en zeker de Tiende Symfonie van Sjostakovitsj wordt in dat kader gezien, want naar alle waarschijnlijkheid heeft hij het stuk geschreven precies in de periode dat Stalin overleed. Ik vind het wonderbaarlijk dat het nagenoeg enkel op Stalin wordt geprojecteerd. Als je hiervan uitgaat, beïnvloedt dat ook erg de manier waarop je luistert.
Er zijn muziektheoretici die pretenderen dat het stuk enkel over Stalin gaat, maar anderen weerleggen dat weer. Deze discussie tussen gezaghebbende theoretici en historici gaat verder dan wat je meestal terugleest in programmaboekjes, en dat heb ik dus ook besproken in mijn lezing.
Op deze manier kan muziektheorie je ervan bewust maken dat je op een bepaalde manier l geconditioneerd luistert. We zijn getraind om op een bepaalde manier over Sjostakovitsj na te denken, maar dat heeft dus ook als gevolg dat we Sjostakovitsj op een bepaalde manier beluisteren. Volgens mij kan de theorie erg waardevol zijn om daar een alternatief voor te vinden.’